De kaartjes hebben op de voorkant een maaloefening staan en op de achterkant de uitkomst. Zo kunnen ze zelfstandig met deze kaartjes aan de slag.
Hoe ga je te werk:
1) je neemt een kaartje uit de doos
2) je leest de oefening luid op of iemand leest de oefening voor.
3) je lost de oefening op ( je kan op je vingers met sprongen tellen, of je maakt een tekening of je weet meteen de uitkomst.)
4) Je zegt de oefening met uitkomst luidop.
5) Je kijkt op de achterkant of je antwoord juist is.
6) Je maakt met de geoefende kaartjes twee stapels: 1stapel met de kaartjes die je juist had en een stapeltje met de kaartjes die je fout had.
7) De foute kaartjes maak je opnieuw of zeg je nog eens hardop de oefening en de juiste uitkomst op.
8) Klaar met oefenen? Alle kaartjes terug in de doos en in de boekentas!
Veel succes met het oefenen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten